In deze bijdrage gaan wij in op de mogelijkheden om het ontnemingsbedrag na een vonnis te verlagen. Vaak zit iemand jarenlang vast aan een zware aflossingsverplichting. Maar hoe zit dat eigenlijk?

Invordering door CJIB

Als de rechter het ontnemingsbedrag uiteindelijk definitief heeft vastgesteld, komt vroeg of laat het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) in beeld. Zij zijn degenen die het bedrag moeten gaan invorderen. En dat begint altijd met een korte en zakelijke brief (vaak voorzien van een acceptgiro) waarin simpelweg wordt verzocht het te betalen bedrag binnen een dag of tien te voldoen. Dat het daarbij om tonnen of zelfs miljoenen kan gaan, maakt de inhoud van de brief niet anders.

Afbetalingsregeling

Tot voor kort was het in de praktijk vaak erg lastig om met het CJIB een (passende) afbetalingsregeling te treffen. Het CJIB hoefde dat ook niet te doen: er was geen regeling waarin een dergelijke verplichting was vastgelegd.

Medio 2017 is daarin wat veranderd. Onder strikte voorwaarden is er nu iets meer ruimte om met het CJIB tot een regeling te komen. Van groot belang daarbij is dat met het aanvragen van een regeling niet te lang moet worden gewacht, en dat de aanvrager bereid en in staat moet zijn om volledig inzicht te geven in zijn inkomsten en uitgaven. Bovendien worden eenmaal getroffen regelingen elk jaar opnieuw beoordeeld en (vaak) naar boven bijgesteld. Soms zelfs tot astronomische bedragen.

Met andere woorden: ieder jaar opnieuw komt de stress over het wel of niet verkrijgen van een nieuwe regeling weer terug. Maar houdt dat dan nooit op?

Hoe lang kan het CJIB blijven invorderen?

Alhoewel sommige mensen zullen denken dat er nooit meer een einde aan komt en ze voor de rest van hun leven aan het CJIB vast zitten, ligt dat toch iets anders. Het recht om in te kunnen vorderen verjaart namelijk. Net zoals het recht om een strafbaar feit te kunnen vervolgen ook verjaart. Het volgende voorbeeld maakt het duidelijk.

Stel: u bent veroordeeld voor het hebben van een hennepkwekerij. In de kwekerij stonden per oogst zo’n 250 planten en de kwekerij heeft naar schatting van het OM een flink aantal maanden gedraaid. Het hebben van een dergelijke kwekerij is strafbaar gesteld in artikel 3 B van de Opiumwet. Er staat een maximale gevangenisstraf van 6 jaar op.

Het recht om iemand voor het hebben van zo’n kwekerij te vervolgen, verjaart na 12 jaar. Dat is geregeld in artikel 70 en verder van het wetboek van Strafrecht. Dus: na 12 jaar kun je niet meer worden vervolgd. En die termijn is ook van belang om vast te stellen wanneer het CJIB niet meer kan incasseren.

Want als het OM wel tijdig tot vervolging over gaat, dan is daaraan tegenwoordig vrijwel altijd ook een ontnemingsvordering gekoppeld. Op het moment dat de rechter het ontnemingsbedrag definitief heeft vastgesteld en de zaak voor de verdere tenuitvoerlegging (invordering) is overgedragen aan het CJIB, begint ook de termijn te lopen waarna het recht om in te kunnen vorderen verjaart. En het CJIB u dus niet meer kan dwingen om te betalen.

Terug naar het voorbeeld: het recht te vervolgen verjaart na 12 jaren. Maar het recht om het ontnemingsbedrag in te vorderen verjaart na (in ons voorbeeld) 12 jaren + 1/3 daarvan; ofwel na 16 jaren. Dat is geregeld in artikel 76 wetboek van Strafrecht. De verjaringstermijn voor het feit zelf is dus ook van belang voor de termijn van de invorderingsverjaring. Hoe langer de verjaringstermijn is voor de vervolging (bijvoorbeeld bij harddrugs), hoe langer het duurt voordat de mogelijkheid om in te vorderen is verjaard. Let hier dus op!

Meer weten?

Indien u vragen heeft over de invordering door het CJIB dan kunt u contact met Römkens Fiscale Advocatuur opnemen.